Een wijn uitschenken op een foute temperatuur. Dé nachtmerrie van elke wijnliefhebber.

Rode wijn durven enthousiastelingen wel eens tegen het kookpunt te serveren, terwijl witte wijn vaak te koud staat. Het omgekeerde is trouwens even genadeloos...

Tijd voor een beetje theorie!

We beginnen bij de rode wijn. Hem te warm serveren, dat wil zeggen boven de 20 °, brengt de wijn mogelijk uit balans. De alcohol gaat dan overheersen en dat geeft de wijn een gevoel van zwaarte dat eerder afkeer inboezemt. Alle frissere aroma’s en de zuurheid die de finesse van de wijn zouden moeten onderstrepen worden daardoor onderdrukt. Niet zo lekker, zeg maar. Kort gezegd: een wijn te warm serveren is not done

Maar ook het omgekeerde is waar. Dat flesje bourgueil, recht uit de koelkast dan maar? Toch niet! Dan krijg je namelijk een stroop die stijf staat van de tannines. Koude verdooft de aroma’s en ontneemt een wijn zijn aangename karakter. Dat geldt zeker voor een cabernet franc uit de Loirestreek (chinon, saumur, saint-nicolas, enz.). Vermijd dus ook een rode beneden de 14 °. Dat zal de smaak zeker ten goede komen.

Doorgaans is een keldertemperatuur ideaal. De fles bovenhalen en eventjes wachten. Ingewikkelder hoeft u het eigenlijk niet te maken.

Bij de witte krijgen we een gelijkaardig verhaal... Finesse foetsie. En subtiele smaken...? Welke subtiele smaken? Het is vergist druivensap. Gesloten en metalig. En te warm? We moeten er allicht geen tekeningetje bij maken.

De moraal van het verhaal: het heeft geen zin om goed geld neer te tellen voor een prachtfles en ze dan met de thermometer in de hand de nek om te wringen.

 

Een héél korte samenvatting:

Bij de rode wijnen:

- Bourgognes: 15-16 °

- Rhônewijnen, doorgaans zuidelijke Rhône: idem dito.

- Bordeaux: 17-18 °

- Dorstlessers: 14 °

Bij de witte wijnen:

- Grote droge witte: 12-14 °

- Grote, grove bubbels (voor zover ze overleven, helaas): 12 °

- Kleine bubbeltjes en witte dorstlessers: 9-12 °

- Likeurwijnen: idem dito